De grote Sfinx is het eerste kolossale beeld uit de Egyptische oudheid; het heeft een lengte van 73m, een breedte van 20m en een totale hoogte van 20m.
De sfinx is uit het vaste rotsgesteente gehouwen, en zou Chefren/Horus voorstellen die zijn vader Cheops/Re vereert bij zijn opkomt in het oosten. Vanaf het Nieuwe Rijk is de sfinx bekend onder de naam Harmachis of “ Horus in de horizon”.
De verschillende geologische lagen waaruit de sfinx is gehouwen zijn de reden waarom zekere delen beter bewaard zijn dan andere; zo is het hoofd gehouwen uit een veel harder gesteente dan de zachte lagen van het lichaam, terwijl de onderzijde, waar de grootste verwering optrad, gehouwen is uit een versteende zandbak.
Denkelijk werd reeds ten tijde van Chephren onderaan een coating van meer harde steenblokken aangebracht.
Het zachtere gesteente is sterk onderhevig aan wind- en zanderosie; tevens reageert het vocht uit de lucht met het zout van de kalksteen, met afbrokkeling tot gevolg.
Vaak hoort men de bemerking dat het hoofd niet in proportie is met het lichaam en dat de reden zou zijn dat het hoofd herbeiteld werd. Mark Lehner, die jarenlang de sfinx onderzocht, stelde vast dat in de onderste lagen van het gesteente waaruit de sfinx is gehouwen grote scheuren lopen die het uithakken van leeuwenachterlichaam onmogelijk maakten; om dit te omzeilen zou men het lichaam verlengd hebben. Besluit: het hoofd is niet te klein, het lichaam is te lang!
De Arabische historicus al-Maqrizi uit de 15de eeuw vermeldt dat de neus van de sfinx verdwenen was. Het zijn dus niet de troepen van Napoleon, die er vaak de schuld voor kregen, die de boosdoeners zijn.
Hoewel onbekend is wanneer de neus van de Sfinx is afgebroken, blijkt uit nauwgezet onderzoek wel hoe het gebeurde. Lange beitels werden in de neus gehamerd, één van de neusbrug naar beneden, een andere onder het neusgat, daarna werd de neus losgewrikt.
Vanaf de 3de eeuw n.C. werden pogingen ondernomen om de sfinx, in het Arabisch Aboe el-Hol of: “de vader van de terreur”, te verminken.
Vanaf 1556 verschenen regelmatig afbeeldingen van de sfinx die getuigen van een grote fantasie, pas de tekenaar Dutertre, van de expeditie van Napoleon, gaf de eerste natuurgetrouwe weergave, in 1822.
Restauratie van de sfinx
Restauratiewerken aan de sfinx begonnen reeds 3.500 jaar geleden, hiervan getuigt een granieten stèle van 15 ton en 3,6m hoog: de z.g. droomstele van Toethmosis IV uit 1.401 v.C., die tussen de voorpoten van de sfinx is opgesteld. Hierop staat het verhaal van de jonge prins die tijdens de jacht in de schaduw van de sfinx in slaap viel. In zijn droom beloofde de sfinx (beschouwd als de belichaming van de zonnegod) hem de kroon van Egypte als hij het zand zou wegruimen dat hem tot aan de hals insloot. Toethmosis IV klaarde de klus en werd koning.
restauraties door de eeuwen heen
Geologen schatten de sfinx op zeker 5000 jaar
Volgens de Egyptologen is de sfinx ongeveer 4.500 jaar oud. Geologen schatten hem minimaal 500 jaar ouder. Zij beweren dat de verticale verwering van de sfinx niet verklaard kan worden door wind en zanderosie in een droog klimaat, maar moet stammen uit een regenrijke periode, vóór de 4.500jaar waarin ter plaatse een hyper-droog klimaat heerste.
Zij menen hun bewering te kunnen staven door restanten van gebouwen, die onder bouwwerken van het Oude Rijk zijn aangetroffen, die verwering en erosie vertonen vergelijkbaar met die van de Sfinx.
Geologische onderzoekers, onder leiding van Robert Schoch van de Boston University hebben stenen restanten uit deze periode gevonden, ingesloten in het graf van koningin Chentkaus in Giza, alsmede in de noordelijke piramide van Dashoer. Schoch concludeert daaruit dat de Oud-Egyptische cultuur bouwde bovenop restanten van een vroegere beschaving waaruit de sfinx zou stammen.