Alle beschavingen
hebben de regelmaat
in de natuurlijke cycli ontdekt
en deze gebruikt
om hun leven
te organiseren
d.m.v.
kalenders en uurroosters.
Natuurlijke cycli
Natuurlijke cycli |
|||
---|---|---|---|
jaar | |||
maand | |||
dag | |||
uur | |||
minuut | |||
De dag is de basiscyclus, naar boven gegroepeerd in steeds langere cycli, naar beneden verdeeld in steeds kortere. |
Ons leven wordt geregeerd door kleine en grote natuurlijke cycli. De basiscyclus is ongetwijfeld de dag.
De dag kan stapsgewijs opgedeeld worden in steeds kleinere delen: voormiddag - namiddag - avond - nacht, uren, minuten, seconden,...
Dagen kunnen ook gegroepeerd worden in steeds langere perioden: weken, maanden, seizoenen, jaren,...
De maand is een tamelijk korte periode die gemakkelijk gesplitst kan worden in zevendaagse weken, die ongeveer overeenkomen met de maanfasen: nieuwe maan - eerste kwartier - volle maan - laatste kwartier.
Het jaar is gekenmerkt door de wisseling van de seizoenen maar het verband is niet zo evident. De zwaluwen, die de lente brengen, komen niet altijd stipt op tijd, de japanse kerselaars bloeien soms vroeger, soms later.
In alle geval, na verloop van tijd, zal élke aandachtige waarnemer deze cycli onderscheiden. Alle oude beschavingen, die innig in contact leefden met de natuur, hebben de regelmaat van deze cycli ontdekt.
De meeste volkeren hebben deze regelmaat benut om "kalenders" op te stellen. Een kalender is een soort tabel waarop het jaar verdeeld wordt in weken en maanden en waarop bijvoorbeeld feestdagen vermeld worden, landbouw- of veeteeltactiviteiten gepland worden,...
De meeste volkeren hebben ook "uurroosters" gemaakt. Een uurrooster is ook een soort tabel waarop de dag opgesplitst wordt in uren en minuten en waarop bijvoorbeeld de werkverdeling van de arbeiders vermeld is of de rust- en schafttijden...
Het opstellen van kalenders en uurroosters is in eerste instantie een pragmatische noodzaak. Het begrijpen van de onderliggende natuurwetten en het opstellen van wiskundige modellen is pas véél later gekomen. Maar zelfs met een "gebrekkige" astronomische kennis kunnen behoorlijke resultaten geboekt worden: oplijnen van piramiden tot op de boogminuut, voorspellen van de overstroming van de Nijl, enz.
Daarbij mogen we niet vergeten dat de faraonische geschiedenis een periode van 3000 jaar dekt. De astronomische kennis van de egyptenaren mag in zo een lange periode niet als statisch beschouwd worden. Van een heel rudimentaire theoretische, maar toch voldoende praktische, kennis is de astronomie tot op een hoog niveau geëvolueerd, vooral onder griekse invloeden.
Kalendersystemen
Bij het opstellen van kalenders botst men telkens weer op het probleem van synchronisatie van de cycli.
Dat komt omdat langere cycli nooit exacte veelvouden zijn van een dag: een maancyclus duurt bijvoorbeeld 29,53059... dagen, een zonnejaar duurt 365,2422... dagen. Elke beschaving heeft dit probleem op zijn eigen manier trachten op te lossen, en er zijn zoveel kalenders als er beschavingen zijn.
Er zijn voornamelijk twee strekkingen (die dan nog meestal gemengd worden):
- ofwel rekent men in maancycli en offert men de seizoensgebondenheid op (gemakkelijke methode),
- ofwel tracht men de seizoenen te volgenen en rekent men in zonnecycli (iets moeilijker methode).
De aanvankelijk gekozen jaarstijl is soms niet meer herkenbaar. Bij kalenders die geen schrikkeldagen of -maanden kennen verschuift het startpunt van het jaar voortdurend. Wanneer men na verloop van tijd dan tóch een schrikkeldag (-maand) invoert, doet men dat soms op een ongelukkig moment, waarbij de oorspronkelijke jaarstijl verloren gaat.
De zevendaagse week is niet noodzakelijk van bijbelse oorsprong. 7 dagen komen ongeveer overeen met de schijngestalten van de maan.
Een kalender is bovendien gekoppeld aan een "jaartelling" en een "jaarstijl":
- de jaartelling bepaalt het jaar waarin de kalender aanvangt: de geboorte van Christus, de Hegira, de Franse Revolutie, ...
- de jaarstijl bepaalt op welke dag elk jaar begint, meestal kiest men:
- ofwel een solstium of zonnewende:
- begin van de winter (korste dag)
- begin van de zomer (langste dag)
- ofwel een equinox of nachtevening
- begin van de lente (lentepunt)
- begin van de herfst (herfstpunt)
- ofwel een solstium of zonnewende:
Tenslotte worden de dagen van het jaar gegroepeerd in:
- een aantal weken van meestal 7, en soms 10 dagen;
- 12 maanden, soms 13, meestal van veranderlijke lengte (28. 29, 30, 31 dagen), soms van vaste lengte (30 dagen);
- een aantal seizoenen, afhankelijk van de plaatselijke natuurlijke cycli: bij ons 4 seizoenen (lente, zomer, herfst, winter), in het Oude Egypte 3 seizoenen (overstroming, zaaitijd, oogsttijd).
Kalenders: enkele voorbeelden
De Islamitische kalender
De Islamitische tijdrekening heeft als beginpunt de Hegira of Hidjra, de vlucht van de profeet Mohammed op 16 juli 622 (volgens de Juliaanse kalender).
De Islamitische kalender is, in deze lijst voorbeelden, de enige pure maangebonden kalender bestaande uit een jaar van 12 maanden van afwisselend 29 of 30 dagen. Op geen enkele manier wordt er rekening gehouden met het zonnejaar en de opeenvolging der seizoenen.
Omdat 12 van die maanden 354 dagen duren, loopt deze kalender elk jaar 11 of 12 dagen uit de pas met het zonnejaar. Een islamitische maand als Ramadan kan dus - in een cyclus van circa 31 jaar - samenvallen met de meest uiteenlopende maanden van ons jaar. Er is geen enkele compensatie voor het "verschuiven" der seizoenen, er zijn geen "schrikkeldagen of -maanden". De Islamitische kalender heeft een vaste lengte, die te kort is.
Hoe we de ouderdom van een moslim moeten interpreteren is dan ook niet duidelijk. Van twee kinderen die op dezelfde dag geboren worden zal de moslim het vlugst "verouderen", elk jaar is hij 11 of 12 dagen ouder dan de niet-moslim.
De Joodse kalender
De Joodse tijdrekening heeft als beginpunt 7 oktober 3761 v.Chr. (volgens de Juliaanse kalender). Dit is volgens joodsorthodoxe opvatting het tijdstip van de schepping.
De Joodse kalender is zowel maan- als zongebonden en bestaat uit een jaar van 12 of 13 maanden van 29 of 30 dagen. Om de 3 of 4 jaar gebruiken zij dus een soort schrikkelmaand om zoveel mogelijk in de pas te blijven met de zon, met de seizoenen; ze zitten er nooit meer dan 2 weken naast.
De maanden worden in 4 gelijke stukken verdeeld van 7 dagen. Moesten de maan-maanden exact 28 dagen duren dan zou men een perfecte tijdsbasis hebben. De maangestalten zouden dan als de wijzers van een uurwerk fungeren en nooit voor- of achterlopen.
Van die zevendaagse week wordt vaak beweerd dat zij van bijbelse oorsprong is. Meer aanvaardbaar is dat zeven dagen het dichtst het kwart van een maan-maand benaderen. Het bijbelverhaal over de schepping van de wereld is daarop gebaseerd. Achteraf zeven als een heilig getal beschouwen, omdat de wereld in zeven dagen geschapen zou zijn, is een vicieuze cirkelredenering.
De Juliaanse kalender
De Juliaanse kalender (van -46 tot 1582) werd ingevoerd door Julius Caesar. Het was een verbeterde uitgave van de oude Romeinse kalender, vooral dank zij de invoering van de schrikkeldag.
De Romeinse/Juliaanse tijdrekening begon bij de stichting van Rome, in 753 v.Chr.
De Juliaanse kalender was zongebonden, met een "normaal" jaar van 365 dagen. Om de vier jaar werd een "schrikkeljaar" van 366 dagen ingevoerd. Het idee van de "schrikkeldag" had Julius Caesar waarschijnlijk gepikt bij de Egyptenaren, die in hun Alexandrijnse kalender uit de Ptolemaïsche tijd ook reeds de schrikkeldag gebruikten. De Egyptenaren hadden voordien het idee gepikt bij de Grieken !
Los van de bijbel had de Romeinse/Juliaanse kalender ook weken van zeven dagen, gewoon omdat een week van zeven dagen nu eenmaal een kwart van een maan-maand is, of toch bijna.
Het jaar begon in maart, bij het begin van de lente (lente-equinox). Dat merkt men nu nog steeds aan sommige maandnamen, die verwijzen naar de oude volgorde: september (7de maand), october (8ste), november (9de), december (10de).
De schrikkeldag (29 februari) viel toen op het einde van het jaar, wat ontegensprekelijk de meest logische plaats is.
In het jaar 325 werd de Juliaanse kalender aanvaard als de officiële kalender van de kerk door het concilie van Nicaea. Toen (?) heeft men het begin van het jaar twee maanden vervroegd om dichter aan te sluiten bij de winterzonnewende, wanneer de dagen terug lengen. Kerstmis, de geboorte van Christus (het licht), werd toen ook juist na de winterzonnewende geplaatst.
De schrikkeldag bleef echter 29 februari en viel dus ergens in het begin van het jaar op een zeer onlogische plaats.
De Gregoriaanse kalender
Moest een jaar exact 365,25 dagen lang zijn, dan zouden we waarschijnlijk nu nog de Juliaanse kalender gebruiken. Maar een jaar duurt exact (?) 365,2422... dagen. Na verloop van tijd liep de Juliaanse kalender hinderlijk uit de pas, in 1582 hinkte hij al 11 dagen achterop, en dat begon men te voelen.
Daarom werd in 1582 de Juliaanse kalender vervangen door de Gregoriaanse.
Paus Gregorius XIII schrapte gewoon 11 dagen en bepaalde bij decreet dat 15 oktober 1582 onmiddellijk moest volgen op 4 oktober 1582 en dat schrikkeljaren voortaan moesten voldoen aan de volgende regel:
"het jaartal moet deelbaar zijn door 4, maar niet door 100, tenzij door 400".
Met die regel zijn we gerust voor een paar duizend jaar maar eens zal er weer een correctie moeten geschieden.
De Gregoriaanse kalender is zongebonden en een vaste feestdag als Kerstmis is dat ook. Pasen daarentegen - en de daaraan gekoppelde mobiele feestdagen - worden vastgelegd in functie van de zon én de maan. Kerstmis en Pasen zijn sterk geladen symbolische feesten. Voor het plaatsen ervan heeft men zich duidelijk laten inspireren door heidense gebruiken die de zon, het licht, het leven vierden.
Op 21 december is het de kortste nacht. Op 25 december (Kerstmis) beginnen de dagen voelbaar te lengen: "het licht wordt geboren" (god ?).
Nu is het wachten op Pasen, de uiteindelijke "overwinning van het licht". Pasen valt op de eerste zondag, na de eerste volle maan, na de lente-equinox, want:
- na de lente-equinox worden de dagen langer dan de nachten
("en het licht overwint de duisternis") - bij volle maan is het 's nacht bijna zo klaar als overdag
("dan straalt de nacht veel klaarder dan de zon vermag") - de zondag is de dag van de zon, van het licht, van het eeuwig leven
("amen")
De Franse Republikeinse Kalender
Gedurende de Franse Revolutie (van 1789 tot 1804) was er een nieuwe "republikeinse" kalender in gebruik, die veel weg had van de Egyptische: 12 maanden van gelijke duur, elk opgedeeld in 3 decades (tiendaagse weken). In tegenstelling tot de Egyptische kende de Republikeinse kalender vanaf het begin de schrikkeldag. Al bij al een serieuze vereenvoudiging die spijtig genoeg na 15 jaar afgeblazen werd.
Waarschijnlijk stuitte de Republikeinse kalender op zo veel tegenstand, omdat hij té fel antikerks was. Alles wat maar enigszins van bijbelse of kerkelijke (gregoriaanse) origine was moest veranderd worden: de heiligenkalender, de zevendaagse week, de 24-uren dag, enz. Kortweg: een té radicale omwenteling. Het kind werd met het badwater weggegooid.
Zoals reeds gezegd is de zevendaagse week niet noodzakelijk bijbels gebonden, maar gewoon een kwart van een (maan)maand, of toch bijna. De overstap op de tiendaagse week moest dus niet omwille van antiklerikale redenen. De Franse republikeinen wilden meer, ze wilden niet alleen ontkerkelijken maar ook decimaliseren: weken van 10 dagen, dagen van 10 uren, enz.
Vooral met die 10 uren hadden de mensen het moeilijk, ze spraken liever van "kwart voor twaalf " dan van "11,75 uur". Los van die gevoelsmatige en behoudsgezinde reflexen is een dagverdeling in 24 uren niet zo verwerpelijk. Het is zelfs handig bij het organiseren van werk- en wachtbeurten, omdat 24 meer delers heeft dan 10, namelijk; 2, 3, 4, 6, 8 en 12.
De Egyptische landbouwkalender
De oudste Egyptische kalender bestond uit twaalf maanden van 29 of 30 dagen. Een jaar duurde dan 354 dagen. Reeds vroeg ontdekten de Egyptenaren dat dit te kort was en dat hun jaar langzaam uit de pas liep met de seizoenen. Zoals de Joden hebben zij dan, om de zoveel jaar, een dertiende maand - zeg maar "schrikkelmaand" - ingevoegd, om in harmonie te blijven met de natuurlijke cyclus van de zon en de opeenvolging der seizoenen. (Of hebben de Joden het afgekeken van de Egyptenaren ?)
Rond 3000 v.C. voerden de Egyptenaren de "burgerlijke" kalender in, die 365 dagen per jaar telde en die dus dichter aansloot bij de natuurlijke seizoenscyclus.
De Egyptische boeren behielden de landbouwkalender naast de burgerlijke !
stroombekken
van de Nijl
Voor hun landbouwkalender hadden de Egyptenaren het lumineuze idee, nu en dan, een schrikkelmaand in te voeren. Spijtig genoeg hebben zij verzuimd een schrikkeldag in te voeren voor het burgerlijke jaar. Dus liep dit jaar stilaan uit de pas, in het begin nauwelijks merkbaar maar op de duur serieus fout: het "zogenaamde" oogstseizoen viel dan bijvoorbeeld midden in de "werkelijke" overstroming.
Waarom dit verzuim van een schrikkeldag ? De geringe jaarlijkse fout van het burgerlijk jaar springt niet onmiddellijk in het oog want de seizoenscyclus is niet zo scherp afgelijnd als de maancyclus: op de nieuwe of volle maan kan men als het ware de klok gelijkstellen, maar zwaluwen en bloeiende kerselaars zijn minder stipt op tijd.
Hoe dan ook, de faraonische administratie was gelukkig met de nieuwe eenvoudige burgerlijke kalender en nam er, zonder problemen, het traagzaam uit de pas lopen bij. De boeren waren minder gelukkig, hun landbouwactiviteiten (ploegen, zaaien, maaien) luisterden niet naar de nieuwe kalender maar naar de zon.
De zon bepaalde de aanvang van het tropisch regenseizoen, dat op zijn beurt de overstroming van de Nijl veroorzaakte. Al bij al sloot de oude maankalender, met zijn 12 of 13 maanden, nog het dichtst aan bij deze natuurlijke cyclus. De boeren hebben dus altijd de maankalender behouden naast de burgerlijke (zonne)kalender, misschien meer uit gewoonte dan door een echt bewuste keuze.
Zelfs nu leven er nog mensen op het ritme van de maan
Natuurlijke cycli kunnen zowel afhangen van de zon als van de maan:
- De seizoenen op land worden hoofdzakelijk bepaald door de lengte van de dag, door de energie van het zonnelicht.
- De getijden op zee (hoog water / laag water) hangen vooral af van de positie van de maan en haar aantrekkingskracht.
Bij de equinoxia hebben de springtijden de grootste amplitude, is het hoog water het hoogst en het laag water het laagst (syzygies d'équinoxes).
Zelfs nu, in de twintigste eeuw, zijn er nog mensen die leven op het ritme van de maan, niet om een of andere esoterische reden maar om puur praktische redenen. Denk maar aan de vissers van Camaret, zij varen in en uit op het ritme der getijden, die door de maan gestuurd worden. Meer zelfs, zij zetten hun boten op het droge met het springtij van de herfst-equinox om te overwinteren en ze laten ze terug te water met het springtij van de lente-equinox.
De maan is dus niet alleen een gigantisch horloge aan de hemel maar ook de motor achter natuurverschijnselen, die ons leven - zeker dat van zeelui - sterk beïnvloeden.
De Egyptische burgerlijke kalender: een unicum
De Egyptische priesters konden waarschijnlijk niet leven met het feit dat het maanjaar, met zijn 354 dagen, zo snel uit de pas liep met de seizoenen. Om de 31 jaar een schrikkelmaand invoegen vonden zij ook niet bevredigend, dat was een te grote sprong ineens.
Rond 3000 v.C. voerden zij dus een nieuwe kalender in, die 365 dagen telde in die perfect de seizoenen volgde. Dachten ze! Er waren toch een paar mankementen aan deze kalender, zoals we zullen zien...
De Egyptische "burgerlijke" kalender is een unicum: het is de enige kalender in de Oudheid met een vaste lengte, een vaste indeling en die tóch (ongeveer) de seizoenen volgt |
|
Het jaar wordt verdeeld in 12 maanden van elk 30 dagen. Elke maand bestaat uit 3 weken van 10 dagen of decaden. De maanden worden gegroepeerd in 3 seizoenen:
Mits het toevoegen van 5 feestdagen op het einde van het jaar (na de oogst) bekomt men een jaar dat bijna in de pas loopt met de natuur. |
Egyptische namen van seizoenen en maanden |
Achet (overstroming) |
Peret (zaaitijd) |
Sjemoe (oogsttijd) |
|
maand 1 | Thoth | Tybi | Pachon | |
maand 2 | Paophi | Mechir | Payni | |
maand 3 | Hathyr | Phamenoth | Epiphi | |
maand 4 | Choiakh | Pharmuti | Mesori |
dag 1 | Osiris |
dag 2 | Isis |
dag 3 | Seth |
dag 4 | Nephthys |
dag 5 | Horus de Oudere |
De vijf 'toegevoegde' feestdagen of epagomenen...
...werden beschouwd als de geboortedagen van enkele goden. Volgens de legende werden zij speciaal aan het jaar toegevoegd om deze geboortes mogelijk te maken. Ze werden als ongeluksdagen beschouwd, vooral op de geboortedag van Seth kon maar beter niets ondernomen worden.
Probleem 1:
Zeer laattijdige invoering van de schrikkeldag
De burgerlijke kalender was ontegensprekelijk zeer ingenieus maar vertoonde toch enkele tekortkomingen. Om foutloos in de pas te blijven zou er nu en dan een zesde feestdag (schrikkeldag) moeten ingelast worden. Daar hebben de Egyptenaren lang mee getreuzeld. In de Ptolemaïsche tijd werd de kalender voor het eerst aangepast (Alexandrijnse kalender) en pas vanaf toen werden er schrikkeldagen ingevoerd.
Hoe dit zo lang heeft kunnen duren is te verklaren op drie manieren.
Ten eerste, zoals hierboven gezegd, is de jaarlijkse fout zo gering en zo moeilijk waarneembaar dat de Egyptenaren ze lang over het hoofd gezien hebben.
Ten tweede is de mens van nature aan de luie en behoudzieke kant en vindt hij een kalenderhervorming, hoe noodzakelijk ook, niet onmiddellijk prioritair. De Gregoriaanse verandering in ónze kalender heeft óók eeuwen op zich laten wachten.
Tenslotte moeten we toegeven dat de Egyptische burgerlijke kalender voor administratief gebruik, vastleggen van feest- en werkdagen, innen van belastingen en ander papyruswerk, ruimschoots voldeed en uiterst simpel in gebruik was.
Alleen de boeren zullen het eigenaardig gevonden hebben dat zij, door de verschuiving der seizoenen, plots moesten oogsten tijdens de "achet" (overstroming). Enfin, zo plots geschiedde dit niet. Om een half jaar uit de pas te lopen duurde het om en bij de 730 jaar.
Mensen passen zich gemakkelijk aan, zelfs aan nog snellere seizoensveranderingen.
Stel dat er iemand migreert van Europa naar Austalië dan heeft hij niet lang heimwee naar een witte Kerstmis en surft hij, rond die tijd, liever op de golven bij Sydney.
Ze hadden dus alle tijd om zich aan te passen aan die trage seizoenverschuivingen en rare naamsveranderingen. Trouwens, om hun werk te plannen hadden zij geen papieren kalender nodig: de overstroming van de Nijl was op zichzelf duidelijk genoeg om het jaar in gang te trekken, en de rest volgde vanzelf: ploegen, zaaien, maaien. Bovendien was er nog altijd de maan met haar duidelijk herkenbare fasen om planningen op korte termijn te maken. En de weken, met hun afwisselende werk- en rustdagen liepen ook gewoon verder; of het nu de zestiende of de drieëntwintigste week van het jaar was speelde voor de boeren geen rol.
Probleem 2:
De onhebbelijke gewoonte de jaartelling steeds op nul te zetten
De Egyptische burgerlijke kalender heeft een vaste lengte, en dat is heel praktisch. Maar er is nooit een eenduidig beginpunt van de jaartelling vastgelegd, en dat is vervelend. Bij elke nieuwe koning begonnen de Egyptenaren opnieuw te tellen. Dit of dat gebeurde in het zoveelste jaar van de regering van koning X. Voor de mensen van toen was dat meer dan voldoende, maar voor ons is dat een serieuze hinder bij het dateren van de Egyptische geschiedenis.
Van de belangrijkste tijdvakken uit de lange Egyptische geschiedenis kennen we de volgorde van de koningen en het aantal jaren dat ze aan de macht waren. Relatieve datering is dus mogelijk, maar absolute datering en de omzetting naar onze kalender blijft een probleem. U mag dan al weten dat farao Cheops 32 jaar aan de macht was, maar in welk jaar laat u zijn regering beginnen ? Hoe verder u terug gaat in de tijd, hoe groter de veiligheidsmarge moet zijn. Voor het Oude Rijk zitten we opgescheept met een marge van nagenoeg 100 jaar.
Het probleem van de "nul-zetting" is nooit opgelost geweest, d.m.v. een aanpassing van de burgerlijke kalender. Toch kan de Oud-Egyptische geschiedenis correct gedateerd worden vanaf de Late Tijd (664 v.C.). Dit gebeurt dan wel via "externe" kalenders, die wél een doorlopende jaartelling hadden: de Perzische, de Griekse en de Romeinse.
De Sothis-cyclus
heliakische opkomst van Sirius
en het burgerlijk nieuwjaar
bij gebrek aan een schrikkeldag | |
---|---|
4460 v.C. | synchroon |
3730 v.C. | half jaar fout |
3000 v.C. | synchroon |
2270 v.C. | half jaar fout |
1540 v.C. | synchroon |
810 v.C. | half jaar fout |
80 v.C. | synchroon |
ten gevolge van de precessie | |
5000 v.C. | 2 weken te vroeg |
4000 v.C. | 1 week te vroeg |
3000 v.C. | synchroon |
2000 v.C. | 1 week te laat |
1000 v.C. | 2 weken te laat |
0 | 3 weken te laat |
Voor Egypte waren vooral de seizoenseffecten die een gevolg waren van de zomerzonnewende van groot belang: het normale ritme van het leven werd bepaald door de landbouw, waarvan de activiteiten (ploegen, zaaien, maaien) gestuurd werden door de jaarlijkse overstroming van de Nijl. Deze overstroming zelf werd veroorzaakt door de voorjaarsregens in het gebied van de Grote Meren, waar de Nijl ontspringt.
Omdat het waarnemen van een solstitium echter niet zo gemakkelijk is (er is weinig verandering in de zonshoogte of de plaats van zonsopkomst en -ondergang aan de horizon omstreeks dat moment), ontdekten de Egyptenaren vrij vroeg een interessant astronomisch verschijnsel dat omstreeks dezelfde tijd optrad: de heliakische opkomst van de ster Sirius, zodat waarneming van dit laatste als een aankondiging voor het op til zijnde wassen van de Nijl kon beschouwd worden (in Memphis!).
Het is puur toeval dat het juist Sirius, de helderste ster aan de hemel, was die heliakisch opkwam omstreeks het wassen van de Nijl bij het begin van de Egyptische beschaving: het tijdsverschil tussen de heliakische opkomst en het zomersolstitium (de werkelijke oorzaak van de overstroming) neemt immers langzaam toe, ten gevolge van de precessie (± 1 week per 1000 jaar).
Desondanks is de heliakische Siriusverschijning steeds het "startpunt" van de landbouwkalender gebleven. Het was het "Nieuwjaarsfeest" van de boeren. Het feit dat vooral het precieze begin van de overstroming een grote variatie vertoont van jaar tot jaar kan het lange vasthouden aan deze relatie verklaren.
Zoals we hoger gezien hebben was de landbouwkalender niets anders dan de ouderwetse maankalender. Voor die kalender had men reeds lang het principe van de schrikkelmaand ingevoerd. De regel die men hanteerde was: wanneer de heliakische opkomst van Sirius in de laatste 11 dagen van de 12e maand viel, dan werd er een schrikkelmaand toegevoegd.
Ook sommige seizoensgebonden feesten werden gepland volgens de landbouw- of maankalender.
Wanneer is de burgerlijke kalender ingevoerd ?
De burgerlijke kalender telde maar 365 dagen. Door het ontbreken van de schrikkeldag was hij iets te kort en "doolde" het burgerlijk nieuwjaar door de landbouwkalender, die gemiddeld wel de goede lengte had. Om de 4 jaar ongeveer was de burgerlijke kalender een dag te vroeg, anders gezegd viel de heliakische opkomst van Sirius een "burgerlijke" dag later.
Een interessant neveneffect van de "dolende" burgerlijke kalender is dat hij maar eens om de 1460 jaar gesynchroniseerd is met de landbouw- of maankalender. Uit de naamgeving der seizoenen (overstroming, zaaitijd, oogsttijd) weten we dat hij ingevoerd werd óp een synchronisatiepunt, dus in 80 v.C, 1540 v.C., 3000 v.C. of 4460 v.C. Iedereen is het er over eens dat het rond 3000 v.C. was.
De synchronisatiefouten kan men afleiden uit hiërogliefen of papyri waarop maangebonden feesten en burgerlijke data samen vermeld worden.
De datering van de kalender afleiden uit tekortkomingen van de burgerlijke kalender (geen schrikkeldag) heeft veel weg van de datering van de piramiden door Kate Spence (precessiefouten). Het feit dat men hiërogliefen of papyri vindt die hetzelfde feit op twee manieren situeren heeft dan weer iets weg van de steen van Rosetta, waarop dezelfde tekst op drie manieren geschreven is.
Hoe onvolmaaktheden of toevalligheden soms tot belangrijke inzichten kunnen leiden!
Dagindeling en uurroosters
het lichaam van de hemelgodin Noet,
die op de toppen van haar tenen
en vingers staat (niet gemakkelijk!)
Merk op dat, op sommige gevoelige
plaatsen, het hemelgewelf gestut is.
Gedurende de dag vaart de zonnegod Re
in zijn “dagbark” langs het hemelgewelf.
's Avonds slikt Noet de zon in om hem
de volgende ochtend weer te baren.
Gedurende de nacht vaart Re door
haar lichaam op zijn “nachtbark”.
Soms wordt met de term "dag" slechts de tijd bedoeld tussen zonsopgang en zonsondergang. Een nauwkeuriger aanduiding is etmaal. Een etmaal duurt 24 uur en bevat alle vier de dagdelen: ochtend, middag, avond en nacht.
Tegenwoordig wordt de (zonne)dag, de gemiddelde tijd tussen twee meridiaandoorgangen van de zon, gewoon in 24 uren verdeeld, allemaal van gelijke lengte.
In de Oudheid werden dag en nacht apart in stukken verdeeld, eerst grofweg in ochtend, middag, avond en nacht; later in 12 nachturen en 12 daguren. Met het lengen en korten van de dagen varieerden de uren dus ook in lengte. In Egypte was dat nog te doen, maar waarschijnlijk verdeelden de Eskimo's hun dagen anders.
Hoe men aan "12" gekomen is, is een aparte studie waard. De eenvoudige deelbaarheid van 12 door 2, 3, 4 en 6 speelt zéker een rol. Het feit dat er (ongeveer) 12 (maan)maanden in een jaar zijn zal ook wel meegeteld hebben. De zodiac telt ook 12 tekens, enz.
In elk geval moest de tijd op een of andere manier gemeten worden, al was het maar om de nachtwacht van de priesters te verdelen. Onze monikken slapen, waken en bidden ook op het ritme van vespers, metten en nonen.
Door de eeuwen heen werden er steeds nieuwe en betere methoden en toestellen bedacht om de tijd te meten.
Zonnewijzer voor de daguren
De uren van de dag werden bepaald met de zonnewijzer of gnomon (Grieks voor "wijzer").
Een gnomon is een verticale stok of zuil waarvan de schaduw op een plat vlak valt, om de hoogte van de zon te bepalen. De lengte van de schaduw verandert in de loop van de dag. Ook verandert de richting van de schaduw. Daarom kan men de gnomon gebruiken om de tijd te meten.
In eerste instantie werd de volledige schaduw van de gnomon als een soort wijzer gebruikt om de uren aan te duiden, de lengte van de schaduw was dan weer een indicatie voor de tijd van het jaar, het seizoen, de datum.
In een latere periode gebruikte men niet de volledige schaduw van de gnomon, maar alleen de schaduw van de top om datum en uur aan te wijzen. Men spreekt dan over "puntzonnewijzers".
Het is een wijd verspreide misvatting dat de obelisken van de Egyptenaren, o.a. die van Luxor, dienden als zonnewijzer. Wel werden obelisken die later verplaatst werden naar Italië (Rome), Frankrijk (Parijs) en andere landen als puntzonnewijzer geïnstalleerd.
Sterrenwijzer voor de nachturen
Overdag de tijd meten met de zon is gemakkelijk.
's Nachts de tijd meten is moeilijker, we zouden een ster moeten hebben die de rol van de zon overneemt:
Maan en planeten zijn uitgesloten, omdat hun snelheid aan het firmament te veel afwijkt van die van de zon.
"planeet" = "dwaalster"
- Een ster die opkomt als de zon ondergaat en die ondergaat als de zon opkomt. Zo een ster is er niet !
Of toch niet steeds dezelfde: sterren lopen voor op de zon, elke dag komen ze 4 minuten vroeger op. - Een ster die voldoende helder is om een bruikbare schaduw af te werpen. Zo een ster is er niet !
Sothis en andere decaansterren
Om het eerste probleem op te lossen zouden we elke dag een andere ster als pseudo-zon moeten kiezen. De Egyptenaren vonden dat waarschijnlijk een beetje overdreven en beperkten zich tot één ster per decade: een "decaan-ster". De belangrijkste decaanster was natuurlijk Sirius, de helderste ster aan het firmament. De andere decaansterren bevonden zich ook rond de hemelevenaar of liever in de buurt van de dierenriem, maar spijtig genoeg niet op gelijke intervallen van elkaar.
Uit de 3000 zichtbare sterren kon men theoretisch wel enkele kiezen die geschikt waren als decaanster, maar meestal waren ze te zwak. In praktijk koos men heldere sterren uit een gemakkelijk herkenbaar sterrenbeeld. Elke decade had zo zijn eigen decaanster die met een beetje goede wil gebruikt kon worden om de nachturen te tellen, het stak tenslotte niet op een minuut meer of minder.
Gezien er in vroegere tijden nog geen nauwkeurige sterrenkaarten waren, en gezien de namen van sterren en sterrenbeelden per streek verschilden weten we niet welke sterren als decaan gebruikt werden, op Sirius na.
De sterrenwijzer of vizierstaf
Het tweede probleem, het gebrek aan schaduw, werd opgelost door de ster rechtstreeks te peilen met een "sterrenwijzer" of "vizierstaf" (gnomon), waarschijnlijk gecombineerd met merktekens op muren.
Het linksdraaiende uurwerk van Bauval
Volgens Bauval gebruikten de Egyptenaren de noordelijke circumpolaire sterren als een reusachtige klok. De wijzers werden gematerialiseerd door de sterren Kochab en Mizar. Op het eerste gezicht een aantrekkelijke hypothese, die we toch kunnen verwerpen om een heel triviale reden.
De noordelijke sterrenklok van Bauval draait linksom. Onze uurwerken draaien allemaal rechtsom en zijn dus hoogstwaarschijnlijk geïnspireerd door ouderwetse rechtsdraaiende tijdmeters. Voor een waarnemer in het noordelijk halfrond, benoorden de keerkring, in Egypte bijvoorbeeld:
- draait de zon rechtsom,
- draait de schaduw van de zon ook rechtsom, op het grondvlak.
- draaien de decaansterren, die zich rond de hemelevenaar bevinden, ook rechtsom.
In tijden dat er nog geen mechanische horloges waren met hun voortdurend ronddraaiende wijzers, schijnt het onlogisch dat de Egyptenaren de circumpolaire sterren associeerden met een horloge.
Hoogstwaarschijnlijk keken de Egyptenaren naar het zuiden om te weten hoe laat het was: overdag naar de zon of haar schaduw, 's nachts naar de sterren uit de dierenriem.
In latere tijden werden er systemen bedacht die ook werkten zonder zon of sterren, de waterklok bijvoorbeeld (zie hierna). Terloops even opmerken dat in die "moderne" waterklok alleen referenties stonden naar tekens uit de dierenriem en dat er niets te vinden is dat verwijst naar de linksdraaiende klok van Bauval.
Waterklok of clepsydra voor universeel gebruik
In het Ach-Menoe, de feesttempel
van Thoetmosis III te Karnak,
was een waterklok opgesteld.
De waterklok kon men zowel overdag als 's nachts gebruiken om de tijd te meten. In praktijk werd zij uitsluitend (?) 's nachts gebruikt.
De waterklok was een grote bloempotachtige kom met schaalverdeling, waaruit door een gaatje langzaam water druppelde.
Alhoewel men met dit systeem gemakkelijk steeds gelijke uren zou kunnen meten, bleven de Egyptenaren halsstarrig verder boeren met seizoensgebonden ongelijke uren. (Au fond is ons systeem met gelijke uren, maar met zomer- en wintertijd, niet in álle gevallen zóveel logischer, voor de landbouw alleszins niet).
Om deze verscheidenheid aan uren te meten waren er in de kom verschillende "schalen" gebeiteld, te vergelijken met onze Celsius- en Fahrenheitschalen op een thermometer, of metrieke en engelse schalen op een maatbeker.
In de uitstulping rechtsonder zit een gaatje waardoor het water langzaam uit de kom druppelt. |
Per maand zijn er aan de binnenkant van de kom een reeks merktekens om de uren te tellen. |
Op de binnenkant van de clepsydra zijn er "tijdschalen" gebeiteld, één per maand. Boven, op de rand, zijn de namen van de maand vermeld. Later werden er nog de zodiaktekens aan toegevoegd.
Elke schaal telde 12 (nacht)uren. De lengte van de schaal verschilt van maand tot maand, zoals de lengte van de nacht. In elke schaal zijn de afstanden tussen de uurmerktekens wél gelijk ("lineaire schaal"), en dat is op het eerste gezicht eigenaardig, gezien de conische vorm van de kom.
Waarschijnlijk hadden de Egyptenaren, proefondervindelijk, geconstateerd dat naarmate het water zakte, het debiet van het uitlekkende water verminderde. Door de clepsydra een conische vorm te geven bleef het waterniveau toch aan een constante snelheid zakken, niettegenstaande de vermindering van het debiet bij lagere waterstanden.
Dus niet spijts de conische vorm maar dankzij de conische vorm had men mooi lineaire uurschalen. Knap gevonden van de Egyptenaren !